Logo

Jouw tuin door de ogen van een dier

Je wandelt je tuin binnen. Wat zie je? Wat ruik je? Wat hoor je?

Insecten, vogels en zoogdieren wandelen - of vliegen - op dezelfde manier onze tuinen binnen. Elk met hun eigen behoeften bekijken ze onze tuinen. Bijna meteen beslissen ze of dit plekje hen iets te bieden heeft. Wat voor ons een mooie combinatie van planten is, is voor hen een leefgebied, voedselbron of schuilplek. Dat plekje bij de vijver waar jij graag je boek leest, is voor de bruine kikker een cruciale broedplek die de overleving van zijn soort garandeert.

Kijk eens naar je tuin door de ogen van een dier. Wat zie je? Wat ontbreekt er?

Schets van tuin met koolmezen
De tuin door de ogen van de koolmees: een nestplaats in de vorm van een boom met holtes of een nestkast, een heg als veilige plaats en bessen als herfstvoedsel, inheems bloemen als insectenlokker, dode bladeren als nestmateriaal, en water om te baden én te drinken.

Ecoprofielen, geen ecologische vallen

De wetenschap hierachter is die van de ecoprofielen. Een ecoprofiel is een omschrijving van wat een dier nodig heeft om te kunnen overleven. Zo komen bijvoorbeeld de bosuil en de vuursalamander vaak in hetzelfde soort omgeving (dichtbegroeide bossen) voor. Dat is niet toevallig, maar komt omdat ze eenzelfde soort eisen stellen aan hun omgeving.

Hoe krijg je meer dieren in je tuin? Diersoorten in een tuin uitzetten is nooit een goed idee, en bovendien verboden. In de plaats daarvan richt je je tuin zo in dat de dieren die in jouw buurt voorkomen zich er thuis zullen voelen. Wanneer dan dat oranjetipje uit het nabijgelegen natuurgebied jouw tuin passeert, zal het dat ecologische paradijsje - waarin jij alles hebt voorzien dat het nodig heeft - ongetwijfeld tot zijn thuis willen maken. 

Daarbij is het belangrijk om op zoek te gaan naar de ecologie van de dieren om te weten of je aan al hun behoeften voldoet. Zo heeft de pimpelmees in de lente nood aan een eiwitrijke voedselbron voor het voeden van haar jongen: bladluizen! Wanneer je je tuin zo inricht dat ze zich er fantastisch voelt en haar eieren kan uitbroeden, maar ze vervolgens geen bladluizen kan vinden om haar jongen te voeden, zal er geen volgende generatie koolmezen overleven, en spreken we over een ‘ecologische val’.

Voedselpiramide

Ecologische veerkracht ontstaat wanneer soorten elkaar aanvullen. Zo ontstaat een soort piramide:

  • planten trekken plantenetende - vegetarische - insecten aan
  • die trekken op hun beurt vleesetende insecten aan
  • daarop komen vogels en zoogdieren af

Een goed startpunt is dus om te zorgen dat insecten zich in je tuin thuis voelen. De vogels en zoogdieren komen dan vanzelf. Zo bouw je aan een levend systeem, waarin jouw tuin geen eilandje is, maar een volwaardige schakel in een groter ecologisch netwerk.

De basis: insecten

En wat hebben die insecten dan nodig? Bloemen, uiteraard. Dat komt alvast goed uit, want ook wij mensen houden van bloemen. Maar de behoeften van insecten kan je ook onthouden aan de hand van de 4 V’s:

  • Voedsel: dat is meestal nectar of stuifmeel. Voorbeelden van goede nectarplanten zijn Knoopkruid, Koninginnekruid of Gewone rolklaver.
  • Veiligheid: Een schuilplekje, overwinteringsplek zoals een takkenwal, dode bladeren op de bodem, planten die doorheen de winter mogen blijven staan, …
  • Voortplanting: de meeste insecten hebben zeer specifieke waardplanten, de planten waarop ze eitjes leggen en waar de larven of rupsen hun eerste hapjes van zullen eten.
  • Verspreiding: hier gaat het over de kans om in jouw tuin te geraken via aanvoerroutes, maar ook - indien jouw tuin te klein wordt voor een groeiende populatie insecten - afvoerroutes naar nieuwe paradijsjes. Hagen, heggen en houtkanten zijn daarvoor ideaal, maar uiteraard speelt hier de ruimere omgeving ook een rol.

Bevat jouw tuin deze 4 V’s voor insecten? Elke soort bekijkt jouw tuin op zijn eigen manier. Kijk je af en toe met hun bril naar je tuin?

Contact

Lauren Maes
[email protected]

Deborah Lambillottepad 1/105
9000 Gent